Afdrukken

In de tweede helft van de 18e eeuw komt in centraal Europa een compositievorm tot ontwikkeling die verbonden is met de zogenaamde Weense Klassieken, vertegenwoordigd door Haydn, Mozart en de jonge Beethoven. Dit is de sonatevorm, die ook wel hoofdvorm of sonate-allegro vorm wordt genoemd, bestaande uit de vormdelen ||:expositie :||(:) doorwerking - reprise (:)||

De kern van deze vorm is het vertellen van een abstract verhaal door het spelen met thema's, motieven, toonsoorten en harmonieën, waarbij de componist binnen een bekend schema speelt met de verwachtingen van de luisteraar. Charles Rosen beschrijft de sonatevorm of sonatestijl als een "tonaal drama".

Tonaal gezien is het globale werkschema:

expositie

begin doorwerking

reprise

De belangrijkste toonsoorten worden gecombineerd met een karakteristieke melodie, een thema. 

Thema's worden op diverse manier "bewerkt", dit bewerken is kenmerkend voor de doorwerking. 

Thema's raken gefragmenteerd, op motieven worden allerlei bewerkingen losgelaten; variatie, imitatie, sequensvorming, enzovoorts

Harmonisch gezien is dit de meest turbulente episode van het stuk: er wordt voortdurend gemoduleerd, met (uitgebreid) gebruik van chromatiek. Een doorwerking kent meestal een aantal episodes met verschillende bewerkingen.

Diether de la Motte benoemt (psychologische) functies van de drie vormdelen:

Kernbegrippen:

Toonsoort, cadens, modulatie, orgelpunt, sequens, thema, motief, chromatiek.

Expositie, doorwerking, reprise, coda.

Burkholder, J. P., Grout, D. J., & Palisca, C. V. (2014). A history of western music. New York: W.W. Norton & Compay.