CTS 1 NL 2020-2021

Eerste semester 2020-2021versailles spiegelzaal

Wat contextuele studies inhoudt is te lezen in het horizontale menu van de website (link). Het eerste semester van jaar 1 staat in het teken van het verwerven van basiskennis en basisterminologie over muziek, geplaatst in een historisch kader

We starten in de 18e eeuw, omdat in deze eeuw een groot aantal basisbegrippen van muziek in het majeur- en mineur-idioom behandeld kan worden. Het is ook een eeuw met een gevarieerd muziekaanbod; we ontmoeten componisten uit de Italiaanse, Duitse en Franse (late) barok (Vivaldi, Bach, Couperin), en componisten uit de klassieke tijd, waaronder de Weense klassieken (Haydn, Mozart, Beethoven). Dat betekent dat zowel homofone als contrapuntische muziek aan de orde komt.

family music by CowperOm principes (al luisterend) te illustreren kan muziek van alle tijden en plaatsen worden gebruikt. 

In de lessen wordt geput uit kennisgebieden. De 4 belangrijkste zijn:

  • Analyse (vormmiddelen, principes van vorm, structuur en textuur, vormtypes, zoals sonatevorm, fuga, rondo e.d.)
  • Harmonie (tonaliteit, tonale functies, trappen, cadensformules, modulatie, stemvoering etc.)
  • Contrapunt (imitatie, beantwoording, dissonantbehandeling, etc., fuga/fugato)
  • Geschiedenis (Deel 4, hfdst. 18 t/m 23 uit AHWM)

Beste studenten,

Voor de afronding van het tweede semester is er (naast je werkstuk...) een huiswerkopdracht, die je individueel maakt en inlevert.

Dat inleveren kan en mag tot 5 juli (2021). Dat geldt ook voor het contextuele werkstuk.

Deze huiswerkopdracht bestaat uit drie onderdelen:

  1. Geschiedenis: (gelinkt aan A History of Western Music)
  2. Analyse: het analyseren van een track naar keuze uit de volgende playlist:
    https://open.spotify.com/playlist/5TrfzvkmlHzCToPlvBlSxp?si=d7c25d5ea6ab4ea0
  3. Harmonische analyse: 2 Bachkoralen en een Schubert fragment

 

1. GESCHIEDENIS

We hebben de hoofdstukken 25, 26 en 29 behandeld. Beantwoord de volgende essayvragen en lever deze in als een tekstbestand (Word o.i.d.). 

25.1 Wat zijn de belangrijkste veranderingen die hebben geleid tot het benoemen van de negentiende eeuw als de eeuw van de romantiek? Leg tevens uit waarom de woorden “romantisch” en “romantiek” weerbarstig en moeilijk te definiëren zijn (volgen de schrijvers).

25.2 Beschrijf wat de bijdrage van Schubert, Schumann en Mendelssohn aan de romantische muziek is geweest.

25.3 Chopin en Liszt zijn de twee “reuzen” van de pianomuziek in de negentiende eeuw. Wat zijn hun belangrijkste bijdragen en waarin onderscheiden ze zich van elkaar in hun composities voor solo piano?

26.1 Waaruit blijkt dat de kamermuziek in de negentiende eeuw een hoge vlucht nam? Wie zijn belangrijke hoofdrolspelers en wat waren hun bijdragen?

26.2 Wat is de betekenis van Hector Berlioz en Liszt voor de orkestmuziek geweest? Betrek ook hoofdstuk 29 hierbij.

29.1 Brahms wordt als DE tegenhanger van de “New German School” gezien. Leg uit waarom dat zo is.

29.2 Leg uit waarom Bruckner, Richard Strauss en Hugo Wolf gezien worden als “volgelingen” van het gedachtengoed van de “New German School”.

 

2. ANALYSE

Kies uit de playlist 1 fragment en analyseer dat m.b.v. werkmodel 6 en 8. Te vinden op skole.nl bij werkmodellen.

Van elk deel is een partituur in deze zip-file.

  1. Maak aantekeningen in de partituur en geef in een tekstbestand een vormschema/letterschema met commentaar in steekwoorden.
  2. Welke toonsoorten kom je onderweg tegen? Omcirkel de cadensformules en geef de akkoordsymbolen en trapcijfers ervan.

Lever partituur en tekstbestand in.

3. HARMONIE (2 Bach koralen en een Schubert fragment)

Deze koralen komen rechtstreeks van skole.nl, ; beluister ze ook als je eraan werkt! 

MP 54 (PDF): Noteer alle akkoordsymbolen boven de balk, en binnen de kaders onder de balk de trapcijfers van de cadensformules.

MP 17 (PDF): omcirkel en benoem de versieringstonen (wisseltoon, doorgangstoon, voorhouding) in het koraal

Schubert fragment (PDF): noteer alle akkoordsymbolen boven de balk van de eerste tel van elke maat tot maat 17.

NB Werken met een PDF-editor (Adobe of vergelijkbaar) is aan te raden, maar als je op papier werkt maak dan een leesbare scan of een foto.

 

Naast je eigen onderzoek (contextueel werkstuk) naar een onderwerp van je eigen keuze, gaan we in de lessen bezig met de volgende zaken:

 

Historisch gezien richten we ons op de negentiende eeuw

Hoofdstukken uit AHWM: 25, 26, 29, 30, delen van 28

Vanuit de ontwikkelingen in de negentiende eeuw werpen we een voorzichtige blik vooruit naar de twintigste eeuw.

Componisten: Schubert, Schumann, Mendelssohn, Chopin, Brahms, Grieg; Wagner, Wolf, Bruckner, Strauss; Fauré, Debussy.

Harmonie: we gaan kijken naar kemerken van romantische harmonie:

  • chromatiek en enharmoniek
  • typische akkoorden, wendingen en modulaties
  • het gebruik van chromatiek en enharmoniek voor verschillende doelen door diverse componisten, zoals vervaging tonaliteit (Wagner c.s.), introductie modale elementen (Fauré), nieuwe octaafindelingen en ladderpatronen (Debussy).
  • 1800-1850, functionele tonaliteit uitgebreid (concentrische chromatiek)
  • 1850-1900, de romantische harmonie nadert haar grenzen; mogelijkheden raken uitgeput, nieuwe wegen worden ingeslagen

Analyse

Gewijzigd gebruik van vorm, vormmiddelen en vormprincipes in vergelijking met de 18e eeuw:

  • doorontwikkeling van bestaande vormtypen en -procedures
  • ontwikkeling naar meer "vloeibare" vormen 
  • doorontwikkeling van werken met thema's en motieven
  • ontwikkelingsvormen naast evenwichtsvormen en rijvormen
  • nieuwe toonsoortverhoudingen
  • lengte en proportionering van muzikale vorm
  • organisch denken en streven naar eenheid in verscheidenheid

Les 2

Hoofdstuk 18 uit AHWM

De 18e eeuw kent twee muzikale "werelden" die elkaar in de tijd overlappen:

  • Barok (de late barok) 
  • Klassieke tijd (met onder andere de "galante stijl" en tegen het eind van de eeuw de "Weense klassieken"  Haydn, Mozart en (de vroege) Beethoven).

Het muzikale idoom (majeur-mineur) is gedurende de hele eeuw gemeenschappelijk en leidend.

De barok als geheel loopt globaal van 1600-1750 en kent een grote diversiteit aan muziek. De opkomst van opera (rond 1600 in Italië) is erg belangrijk.

Analyse: ritornellovorm als voorbeeld van een rijvorm. Concerto als vorm met drie delen: snel-langzaam-snel

Sequens en harmonische sequens.

Modulatie.

Harmonie: de cadens, harmonische functies, trappen, 4-stemmige zetting (SATB), continuo-notatie, Rameau.

Context: Italië als 1 land bestaat nog niet, datzelfde geldt voor Duitsland. Frankrijk is een centraal bestuurde monarchie. Oostenrijk-Hongarije is een keizerrijk.

Muziek is voor het overgrote deel functie- en contextgebonden. Stad (publieke ruimte), Kerk, Hof.

Er is uiteraard sprake van musiceren in de huiselijke kring, maar dat is niet voor iedereen weggelegd.

Klavierinstrumenten: klavecimbel, clavichord, fortepiano, orgel.

Strijkinstrumenten: darmsnaren, strijkstok, toets, geen kinsteun, cello zonder "punt"

Blaasinstrumenten: hobo, traverso, fagot, klarinet, (natuur)hoorn, (natuur)trompet), pauken. Grote verschillen in vergelijking met "moderne" versies van deze instrumenten

Kerkmuziek draagt de sporen van de reformatie: naast de Rooms-Katolieke kerk, zijn er protestanse stromingen: Luthers, Calvinistisch, Anglicaans, 

Luistervoorbeelden:

Vivaldi RV 365 

Rameau Ouverture Pygmalion


Les 1

Bespreking en uitleg rondom het horizontale menu van www.skole.nl over de inhoud van het vak.

Luisterend observeren en (contextuele) vragen stelllen aan de hand van 

Neville's Waltz (Patrick Doyle) (PDF) (Spotify)

Goblet of Fire Film Poster

en

Saltarello (Dufay) (Spotify)

DufayBinchois

 

 

Naast je eigen onderzoek (contextueel werkstuk) naar een onderwerp van je eigen keuze, gaan we in de lessen bezig met de volgende zaken.

Geschiedenis

We gaan terug naar (het begin van) de negentiende eeuw en doen vanuit die eeuw een vooruitblik naar de twintigste eeuwse muziek.

Componisten: Schubert, Schumann, Mendelssohn, Chopin, Brahms, Grieg; Wagner, Wolf, Bruckner, Strauss, Debussy.

Partituuranalyse van  Schubert (Strijkkwintet) en Brahms (symfonie nr. 4 eerste deel).

AHWM hoofdstukken 25, 26, 29, 30 en Het belang van Wagner en Debussy voor de moderne muziek (28 en 32).

M.b.t. harmonie gaan we ons focussen op romantische harmonie in diverse schakeringen:

  • het gebruik van chromatiek en enharmoniek (concentrisch en excentrisch): tussendominanten (vormen van V(7) en VII(7)); stijgende en dalende leidtonen.
  • karakteristieke (gealtereerde) akkoorden, wendingen, modulaties (#IV, O6-akkoorden, bVI in majeur. Napels (6), Moll-Dur,  
  • de muzikale doelen waarvoor chromatiek en enharmoniek kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld:
    versluiering van tonaliteit (Wagner, Wolf, Bruckner, Strauss) ook wel zwevende tonaliteit genoemd 
    kleurwerking in harmonisch opzicht  (Schubert, Grieg, Fauré); medianten 
    introduceren modale elementen (Fauré, Debussy)
    introduceren "nieuwe" octaafindelingen/toonreeksen (Debussy, Rimsky-Korsakov, )

Analyse

We analyseren typische voorbeelden (fragmenten) uit werk van de genoemde componisten.

Van Schubert en Brahms doen we een partituuranalyse.