Naast je eigen onderzoek (contextueel werkstuk) naar een onderwerp van je eigen keuze, gaan we in de lessen bezig met de volgende zaken:

 

Historisch gezien richten we ons op de negentiende eeuw

Hoofdstukken uit AHWM: 25, 26, 29, 30, delen van 28

Vanuit de ontwikkelingen in de negentiende eeuw werpen we een voorzichtige blik vooruit naar de twintigste eeuw.

Componisten: Schubert, Schumann, Mendelssohn, Chopin, Brahms, Grieg; Wagner, Wolf, Bruckner, Strauss; Fauré, Debussy.

Harmonie: we gaan kijken naar kemerken van romantische harmonie:

  • chromatiek en enharmoniek
  • typische akkoorden, wendingen en modulaties
  • het gebruik van chromatiek en enharmoniek voor verschillende doelen door diverse componisten, zoals vervaging tonaliteit (Wagner c.s.), introductie modale elementen (Fauré), nieuwe octaafindelingen en ladderpatronen (Debussy).
  • 1800-1850, functionele tonaliteit uitgebreid (concentrische chromatiek)
  • 1850-1900, de romantische harmonie nadert haar grenzen; mogelijkheden raken uitgeput, nieuwe wegen worden ingeslagen

Analyse

Gewijzigd gebruik van vorm, vormmiddelen en vormprincipes in vergelijking met de 18e eeuw:

  • doorontwikkeling van bestaande vormtypen en -procedures
  • ontwikkeling naar meer "vloeibare" vormen 
  • doorontwikkeling van werken met thema's en motieven
  • ontwikkelingsvormen naast evenwichtsvormen en rijvormen
  • nieuwe toonsoortverhoudingen
  • lengte en proportionering van muzikale vorm
  • organisch denken en streven naar eenheid in verscheidenheid