hoofdstuk 32


We gaan ons bezig houden met het begin van de 20e eeuw, aan de hand van Hoofdstuk 32 AHWM9

Componisten:

  • Claude Achille Debussy (1862-1918)
  • Maurice Ravel (1875-1937)
  • Gabriel Urbain Fauré (1845 -1924) (hoofdstuk 30 AHWM9)
  • Sergej Rachmaninov ( 1873-1943)
  • Alexander Scriabin (1872-1915)

Tradities die zich van elkaar verwijderen: centraal Europa vs. Frankrijk; Oost- en Noord-Europa, USA.


GABRIEL FAURE

Fauré aan de basis van de Franse "toon".

Chromatiek en modaliteit.

Introduceren van modale elementen in majeur/mineurtonaliteit. Relatie met zijn opleiding als kerkmusicus aan de Ecole Niedermeyer.

Medianten.

Muziek:

IMSLP Pie Jesu part 4, Agnus Dei part 5

https://open.spotify.com/track/0fwx1gTDVEQ91gnySXcPMk?si=68kKB-iIQY2nCZ9Qo996Yw

Pie Jesu:

Ondanks het drieklanksgebaseerde harmonische materiaal in een duidelijke toonsoort klinkt het stuk bijzonder kleurrijk. Dat komt omdat chromatiek wordt aangewend met kleurwerking als primair doel (en niet het creëren van tonale onbestemdheid, of complexe modulaties).

Binnen het kader van Bes-majeur horen we uitwijkingen naar "voor de hand liggende" toonsoorten als F (dominant), maar ook "ongewone" toonsoorten als A (leidtoon van de hoofdtoonsoort).

Door met alteraties (chromatiek) te sleutelen aan de toonladder worden modale patronen gesuggereerd; bijvorbeeld de verandering van es naar e in Bes (dringt zich op als een "lydisch" effect).

De lange tonen aan die elke korte frase aflsuiten worden harmonisch meestal als grondtoon van een stabiele harmonie ingekleurd. Hierdoor gaat de tonaliteit wat "zweven". 

Kleurwerking door middel van medianten. Chromatiek die niet streeft naar oplossing (zoals bij tussendominanten).

Modale cadensformule met tegenbeweging tussen buitenstemmen aan het eind: III-II7-I, vermijden van de leidtoon. Melodie 5-6-8; stapsgewijze bas 3-2-1. 

Een heel duidelijk functionele dominant wordt aangewend (V7) om de terugkeer van het begin te markeren, maar aan het slot juist niet.

Orgelpunt wordt toegepast cirkelend rondom een 9-akkoord, en een 6-4 akkoord (!) mild dissonant maar stabiel, cononant maar instabiel.

Agnus Dei:

Hier vinden we, rondom het beroemde Lux aeterna-fragment, een sequens met mediantverhoudingen.

Zie voorbeeld in pagina Mediant.

De voorbereiding geschiedt met een mediant-cadens: E-C. Alleen de C blijft over en wordt terts van As.


CLAUDE DEBUSSY

IMSLP Preludes Book 1

Kernpunten: werken met wisselende octaafindelingen (heletoons, pentatonisch, hexatonisch, modi, chromatiek)

Parallelharmoniek (met parallelle reine kwinten) en ook met dissonante harmonieën(!).

Tooncentra (in plaats van tonica's)

Gebruik van traditionele elementen op een nieuwe manier.

Akkoordmelodieën.

 

Voiles 

Gebruik van heletoons toonladder.

Consequenties: parallelle tertsen (alleen groot) en niet diatonisch.

Deze ladder kent geen reine kwart en reine kwint, maar een tritonus die het octaaf exact deelt.

De "orgelpunt" (bes) die technisch gesproken, die niet meer functioneert zoals in het verleden: d.w.z. met harmonieën waarin de bastoon "opgaat" en ermee conflicteert (dissonant is).

 

Fille aux cheveux de lin

Het overheersende tonaliteitsgevoel is majeur (Ges) met uitwijkingen (naar Es bijvoorbeeld).

Een gebroken klein septiemakkoord als centraal (melodisch) muzikaal idee; hetgeen op zich al een beetje bijzonder is, want stapjes in een melodie creëren lineariteit.

Hij werkt met alternatieve cadensvormen: plagaal, en "V11"-I.

parallelharmoniek

Werken met een "akkoordmelodie", geen exacte parallelvoering maar aangepast aan de toonvoorraad van dat moment.

 

Cathédrale engloutie

Afwisselende toonladderpatronen: pentatoniek (begin) die zich langzamerhand uitbreidt naar diatoniek en chromatiek.

De centrale koraalmelodie: een akkoordmelodie (neigend naar mixolydisch)

De "sus-4" klanken die niet oplossen, ook andere (milde) dissonanten die niet oplossen of dat op alternatieve wijze doen.

De spanningsopbouw en afbouw geschiedt voornamelijk met wat men in het Duits "Steigerung" noemt door omvang, dynamiek en ritmiek.


MAURICE RAVEL

IMSLP Le Tombeau de Couperin

De overwegende totaalkleur is majeur/mineur met modale elementen (vermijden leidtoon) en uitgebreide akkoorden (9-, 11-, 13- en alternatieve intervalstapelingen (kwinten).

Regelmatig sluiten delen af met "extended harmonies".

Frasering en groepering is vaak symmetrisch en in evenwicht.

Regelmatig melodische lijnen in langere notenwaarden tegen een achtergrond met doorlopende snelle ritmes (toccata).

 

Le Tombeau de Couperin

Een "neo" aanpak van het suite concept uit de barok.

Compleet met herhalingstekens (!) :||:

Wel danskarakters maar ook:

  • prelude
  • fuga (!)
  • toccata (!)

ALEXANDER SCRIABIN

Vers la Flamme


SERGEJ RACHMANINOV

Symphony 3 part 3 adagio


JEAN SIBELIUS


RALPH VAUGHAN WILLIAMS


Hoofdstuk 33 Radical Modernists

BELA BARTOK

Music voor Strings, Percussion and Celesta

Deel 1 Fuga

 


ALBAN BERG

Violin Concerto

https://open.spotify.com/album/0O775luTGWcji1SV4aacya?si=tdbfOMjzTvC8LXi65ciFqQ

 


ARNOLD SCHOENBERG

6 Piano Pieces Op. 19

https://open.spotify.com/track/15Y14YXIdpiUPpz4ipKGsf?si=j2JOtaz2RnSQoP09eyovuQ

Suite Op. 25 Menuet

https://open.spotify.com/track/0QbDXMRtaYlkN7xoLXgr3f?si=1uzs4pQtQ5OAgS6uozQb-A

Reeksvormen en transposities

Groepsvorming binnen de reeks

Traditionele patronen (motief, thema, sequens, textuur kenmerken (homofonie/polyfonie, contrapuntische kenmerken)


IGOR STRAVINSKY

Psalmensymfonie